Per 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor de taken die voortvloeien uit de Participatiewet, de Jeugdwet en de (nieuwe) Wet maatschappelijke ondersteuning. Deze taken zijn overgeheveld vanuit het Rijk (Transities / decentralisatie). Deze paragraaf beoogt meer inzicht te verschaffen in de financiën rondom de 3 transities.
De (beleids)inhoudelijke informatie over deze taken staat opgenomen in de volgende taakvelden:
- Inkomensregelingen (Wtcg)
- Begeleide participatie
- Arbeidsparticipatie
- Wijkteams
- Maatwerkdienstverlening 18-
- Geëscaleerde zorg 18-
- Maatwerkvoorzieningen (wmo)
- Maatwerkdienstverlening 18+
- Volksgezondheid
Gemeentelijk beleid
In de begroting 2015 heeft de gemeenteraad een aantal uitgangspunten voor de financiën van het sociaal domein geformuleerd. Deze uitgangspunten zijn geformuleerd vanuit de gedachte dat het een aantal jaren kost om de structurele inkomsten en uitgaven goed in beeld en in balans te krijgen en dus reëel te kunnen ramen. Daarnaast was sprake van een periode van (gemeentelijke) bezuinigingen. Een belangrijk uitgangspunt in dit kader was ‘een zachte landing van de transities’, zodat inwoners niet de dupe worden van (structurele) bezuinigingen.
Het financiële beleidskader voor de transities in het sociaal domein is als volgt:
- er is sprake van een ruime benadering van de transities.;
- de rijksbudgetten zijn taakstellend (budgettair neutraal);
- een beroep op de Conjunctuurreserve wordt niet uitgesloten.
Enkele (recente) ontwikkelingen leiden ertoe dat in de begroting 2020 gekozen is om het uitgangspunt van budgetneutraliteit los te laten en over te gaan tot een reële uitgavengerichte raming:
- De mix van beschikbare ervaringscijfers, het beleid, de verwachte ontwikkelingen en afgesloten contracten maakt reëel ramen steeds beter mogelijk;
- Het overgrote deel van de rijksbijdrage voor het sociaal domein wordt als algemene uitkering verstrekt en maakt hiermee onderdeel uit van de trap-op-trap-af systematiek. De omvang van en de mutaties in dit deel is op den duur niet meer goed te volgen.
- In de meicirculaire 2019 worden de loon- en prijsontwikkelingen in het sociaal domein nog afzonderlijk gecompenseerd en ontvangen gemeenten een extra jeugdhulpbudget voor de oplopende tekorten in de jeugdzorg. Hier tegenover staat echter een fors negatieve ontwikkeling van het accres en een nadeel op het BTW compensatiefonds. Per saldo is op termijn sprake van een negatief effect.
Indien het uitgangspunt van budget neutraliteit zou worden voortgezet, leidt dit tot een meerjarig tekort op de begroting. De in de begroting 2020 opgenomen budgetten binnen het sociaal domein zijn dan ook reëel geraamd. De prijs- en volumecompensatie uit de algemene uitkering is ingezet voor zover dit nodig is op basis van de reële, verwachte uitgaven in het sociaal domein.
Reëel ramen | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
---|---|---|---|---|
Effect reëel ramen: | ||||
mutatie uitgaven Wmo HH | € 105.320- | € 115.325- | € 106.150- | € 86.353- |
mutatie uitgaven Wmo voorzieningen | € 361.540 | € 367.249 | € 374.076 | € 381.693 |
mutatie uitgaven Wmo begeleiding | € 491.623 | € 563.002 | € 625.362 | € 681.814 |
mutatie uitgaven Jeugd | € 1.112.372- | € 1.149.790- | € 1.188.155- | € 1.201.968- |
mutatie P-wet | € - | € - | € - | € - |
totaal mutaties (uitgavengericht): | € 364.530- | € 334.864- | € 294.867- | € 224.815- |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de budgetten in het sociaal domein in 2020 voor een bedrag van afgerond € 365.000 zijn verhoogd. Naar verwachting nemen vooral de uitgaven jeugdzorg toe.